Angst is niet altijd te begrijpen. Sommige mensen zijn bang voor hele kleine hondjes, die heel lief gedrag vertonen. Toch kunnen mensen dan heel bang zijn. Hoe komt dat?
Dat komt doordat angst ontstaat wanneer het lichaam een gevaarlijke situatie ontdekt. Als gevolg hierop maakt het lichaam stresshormonen aan. Deze stresshormonen bepalen het angstgevoel. Dus veel stresshormomen betekent een groot angstgevoel. Dat is ook de reden dat het geen zin heeft tegen een angstig kind te zeggen “Joh, doe normaal, je hoeft niet bang te zijn, het is maar een klein hondje”. Het kind voelt de angst en kan dit niet zomaar veranderen.
Angst kan afnemen door te handelen. Dat is de reden dat kinderen hard gaan rennen en met de handen gaan wapperen. Door te gaan rennen naar een veilige plaats proberen ze zichzelf in veiligheid te brengen. Door te handelen nemen de stresshormonen in het lichaam af waardoor de angst vermindert.
De reactie van een angstig kind is vaak als volgt:
Het kind ziet een hond. Het kind gaat gillen, rent weg en zwaait met wapperende handen in de lucht. Hij zoekt iets om achter te gaan staan en gaat de hond aanstaren.
De reactie van een hond kan zijn:
Een hond die van kinderen houdt, ziet het kind en zijn aandacht is gewekt. De hond denkt: “Een kind, wil die mij knuffelen?” Dan gaat het kind gillen, rennen en zwaaien met zijn handen. De hond denkt: “Oh, een uitnodiging tot spelen! Wat leuk, natuurlijk kom ik met je spelen, wacht op mij!” en hij rent het kind achterna, gaat uit enthousiasme springen en maakt contact door zacht zijdelings het kind aan te raken met de bek.
Een jachthond met een groot jachtinstinct ziet het kind en wil doorlopen. Een rustig kind is namelijk niet om op te jagen. Dan gaat het kind gillen, rennen en zwaaien met zijn handen. De hond denkt: “Ha, een prooi. Het beweegt en maakt geluid. Snel, d’r achter aan!” Hij rent het kind achter na en kan proberen in de onderbenen of enkels te happen.
Een dominante hond ziet het kind en denkt: “Wat doet dat kind in mijn gebied?” Dan gaat het kind gillen, rennen en zwaaien met zijn handen. De hond denkt: “Wat is dit nou weer? Een verstoring in mijn gebied, laat ik dat eens nader onderzoeken.” De hond rent naar het kind. Dan staat het kind stil en gaat de hond met grote angstige ogen aanstaren. De hond denkt: “Krijg nou wat! Die durft. Eerst de boel verstoren en nu mij uitdagen door mij aan te gaan staren?” (Aanstaren is in hondentaal een directe uitdaging wat in het uiterste geval kan leiden tot een gevecht.) De hond gaat terug staren en zal het kind de gelegenheid geven zijn ogen neer te slaan en ander gedrag te vertonen waardoor de dominante positie van de hond wordt bevestigd. Het kind blijft staren en gaat van angst weer gillen, rennen of zwaaien met de armen. De hond kan dit opvatten als een uitdaging en kan daar op ingaan door aan te vallen.
Angst bij jonge kinderen
Op de peuterleeftijd kunnen kinderen steeds meer en gaan kinderen de wereld steeds meer ontdekken. De wereld blijkt dan wel heel erg groot. Dit maakt het kind angstig en het klampt zich vast aan degenen die het meest vertrouwd zijn, de ouders. Het kind krijgt last van verlatingsangst. Belangrijk is de angst niet te veel te belonen met aandacht, want dit houdt de angst enkel in stand. Het beste is het kind even op te pakken en te troosten, de angst wel serieus te nemen, maar het kind daarna weer op de grond te zetten. Hoe consequenter deze methode toegepast wordt, des te sneller leert het kind de angst te overwinnen.
Op peuterleeftijd zien we ook dat kinderen bang worden van dingen waar ze van schrikken en die ze niet begrijpen, zoals plotseling hondengeblaf, honden die onvoorspelbaar gedrag vertonen etcetera. Peuters kunnen nog geen goed onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid. Hierdoor kan hun fantasie soms met hun angst op de loop gaan. Het helpt dan niet om te zeggen dat de angst onzin is, voor het kind is het echt. Ook is het niet goed om dan maar alles waar het kind bang voor is weg te halen. Hiermee leert het kind alleen dat de angst dus terecht was.